Rainbow
European Tour 1976

The Hague - October 18,1976







REVIEWS FROM THE DUTCH PRESS


ELEKTRONIESE REGENBOOG

Het konsert van Ritchie Blackmore's Rainbow in Den Haag was zowel muzikaal als visueel zeer de moeite waard. We kennen Blackmore, briljant gitarist, gespecialiseerd in het zwaardere werk. Zijn band, met Cozy Powell op drums, Ronnie 'Love Is All' Dio, op vocals en Jimmy bain en Tony Carey respektievelijk op bas en keyboards, is haast met de term 'supergroep' te omschrijven. Een elektronische regenboog en een vergroting van het kasteel dat we al van de platenhoes kenden, maakten alles ook nog voor het oog aantrekkelijk.

De groep betrad het toneel onder de klanken van "Wizard Of Oz" en Judy Garland's "Somewhere Over The Rainbow" en stortte zich daarop meteen in "Kill The King", waarin Blackmore meteen zijn visitekaartje afgaf. "Mistreated", 16th Century Greensleeves" kwamen ook erg overtuigend uit de verf en in "Catch The Rainbow" kon Ronnie Dio laten zien wat hij vokaal zoal in huis heeft. "Man On The Silver Mountain" volgde en dan mijn favoriete nummer "Stargazer". Blackmore's solo's waren messcherp en liepen nimmer echt uit de klauw. Misschien had hij zich in het aantal enige beperkingen op kunnen leggen, maar zo te zien vond het publiek het uitstekend zoals het ging. Ook het gesoleer van Tony Carey aan het begin van "Stargazer" en van Cozy Powell in "Still I'm Sad" (remember The Yardbirds?) viel in goede aarde bij het publiek, al had het van mij best wat minder gemogen. De groep kwam terug met "Do You Close Your Eyes" en liet daarmee een gunstige indruk achter.

Het was het slotkonsert van een omvangrijke Rainbow-toernee en na afloop werd er een feestje gebouwd. Terecht, men behoefde geenszins ontevreden te zijn.

Bert van der Kamp, Muziekkrant Oor, 3 november 1976





BLACKMORE'S RAINBOW IS MEESTAL GESEL VAN GELUID



Gisteravond trad in het Congresgebouw de Engelse hardrockgroep Blackmore's Rainbow op, met in het voorprogramma de Australische ontdekking AC/DC, een muzikantenclubje, dat het publiek op een redelijk betrouwbare wijze wist voor te bereiden op het decibellen geweld, dat nog komen moest. Zoals de discjockey, die de pauze met aanvullende informatie over hardrock onveilig maakte, al zei. Er was alleen nog maar rust te vinden op het toilet. Nu zijn hardrock liefhebbers heel consequent, als het om hun lievelingsmuziek gaat. Zij geven zich met hart en ziel, kennen geen verzadigingspunt. Kortom, het kan nooit genoeg zijn.

De vijf merkwaardige kostschoolknaapjes van AC/DC sloegen daarom meteen al aardig in. Hun visie op het Them-nummer "Baby please don't go" leverde een klein spektakel, waarbij de gitarist al spelend op de schouders van de zanger een rondje door de zaal maakte. Blackmore's Rainbow, vernoemd naar gitarist Ritchie Blackmore, één van de oprichters van de indertijd om zijn oorverdovend volume bekend staande Deep Purple, liet langdurig op zich wachten. Toen de groep eenmaal gearriveerd was, werd er echter ook uitputtend lang gespeeld. Een uitgebreid nummer als "Stargazer" nam al een groot deel van de tijd in beslag.

De gesel die Rainbow over de trommelvliezen joeg ging gepaard met een verblindende visuele show. De voornaamste bestandsdelen daarvan waren een Disney-achtig achterdoek en een immense halvemaanvormige, het podium overspannende regenboog, die door toedoen van de speciale man achter het lichtorgel op het ritme van de muziek van kleur veranderde. Mooi voor even, maar net zoals bij al die andere effekten in de popmuziek raak je er snel op uitgekeken. Hardrock-groepen zoals Blackmore's Rainbow zweren nog steeds bij zeer lang haar. Het is slechts een uiterlijkheid, maar het is wel opvallend, dat hun muziek al even a-modieus, zelfs aan de behoudende kant is. Rainbow hanteerde, evenals gelijksoortige groepen als Bad Company en Led Zeppelin, een beproefde, maar versleten formule. Ritchie Blackmore liet na intro's in barok-stijl vaak technisch goed gespeelde gitaar-explosies los, de Amerikaanse zanger Ronnie Dio bracht vol pathos een broeierig soort dramatiek naar voren en toetsenspeler Tony Carey, bassist Jim Bain en Cozy Powell, de drummer, bleken goed onderlegde collega's. Toch bereikte deze loot uit het Deep Purple-geslacht net die verworvenheden niet meer dan voorspelbaarheid, overdaad en kitsch, zoals in de schetterende triomfmars aan het einde waarbij Powell centraal stond.

Hoe een gitaar in stukken wordt gehakt werd in de toegift "Do You Close Your Eyes" voor het eerst in lange tijd weer eens vakkundig gedemonstreerd door Blackmore. Ook toen wist hij de gevoelige snaar nog niet te raken.

Peter Koops, NRC, 19 oktober 1976





ALLES BIJ BLACKMORE GERICHT OP EFFECT

Eén dag na Robin Trower, de vroegere gitarist van Procul Harum was Ritchie Blackmore hier, tot voor kort gitarist van Deep Purple. Hij trad op in 't Haagse Congresgebouw. De vergelijking tussen beide gitaristen houdt hierbij wel ongeveer op.

Blackmore heeft de traditie van Deep Purple op zijn eigen manier voortgezet. Dat wil zeggen dat hij zeer zware rock maakt, die voor het grootste deel totaal dicht-geinstrumenteerd is. Een ondoorzichtige dikke brij van geluid. Hij is zonder twijfel een goed gitarist en gelukkig geen aansteller, maar bij zijn opvattingen over rock moeten toch wel een paar vraagtekens gezet worden. Hij heeft zich omringd met een viertal muzikanten die deze opvattingen in elk geval steunen en dit op een zeer gedegen wijze ook doen. Cozy Powell is zo ongeveer de meest betonnen drummer die er op dit moment achter het slagwerk zit en Jimmy Bain op basgitaar slaagt er in ieder geval in om naast hem overeind te blijven, ook al zijn zijn bijdragen niet al te opvallend in de geluidslawine van Rainbow. Als zanger heeft Blackmore Ronnie James Dio, een gespierde vocalist, die echter over meer pathos beschikt dan over gevoel. Aan de klavierinstrumenten staat Tony Carey, een gediplomeerde kracht zonder twijfel, maar bij zijn bijdragen moet het grootste vraagteken van alle gezet worden. Carey's orgelpartijen omwoelden namelijk elk gitaargeluid en het was voornamelijk dat wat de muziek zo totaal dichtstreek.

Catch the Rainbow was bijvoorbeeld een tamelijk ingehouden nummer naar Rainbow-maatstaven gemeten en het was dus meteen beter dan de ononderscheidbaar massale rest. Maar het droge effect van de gitaar werd totaal weggemoffeld door het alles overwoekerende orgel dat, omdat het geheel in de toon meeging, nog niet eens als zelfstandig instrument opviel ook. Dio en Bain zongen een mooie dubbelsolo, maar zuiver was het niet steeds. Dit gebrek aan nuance, aan perfectie in de uitwerking is een ander manco van deze muziek.

Imponeren

Om daar nog even op door te gaan: alles bij Blackmore is gericht op imponeren, op het grootse, op effect. Hij had spectaculaire decors bij zich, een podium overspannende regenboog en tal van lichteffecten. Het gaat hem om een grootse pathetische stijl, die zo nu en dan, bij een kritische toeschouwer tenminste, wel overkomt, maar die voor negentig percent toch meer vermoeit en tenslotte verveelt dan overtuigt. Als tegenwicht tegen dat pathos heeft hij wel contrasten ingebouwd, maar ze zijn van de allereenvoudigste en grofste soort, ook al geven ze de muziek in elk geval énig profiel.

Sixteenth Century Greensleeves was daar een goed voorbeeld van. Blackmore gebruikte het door Hendrik VIII geschreven wijsje als veel te nadrukkelijk contrast met de harde rock die hij erop liet aansluiten. Man on the Silver Mountain werd in zijn gerichtheid op imponeren ronduit gemakzuchtig afgewerkt, ook in Blackmore's eigen soli. Als het was de zaal betreft vanzelf gaat, hoeft er op het podium ook niet zoveel meer te gebeuren, is blijkbaar de gedachte. In Stargazer mocht Carey even in de rol van "tovenaar aan de toetsen" op de voorgrond treden. Hij deklasseerde zichzelf onmiddelijk met een treurig vertoon van niets. Blackmore's solo in dit nummer was een zeer consequente bijdrage aan de stijl van zijn eigen muziek en daarom was hij goed. Maar hij kon toch niet verhelpen dat zijn concert een modelvoorbeeld was van het spreekwoord "veel geschreeuw en weinig wol".

Elly de Waard, De Volkskrant 20 oktober 1976








RAINBOW KONSERT: BIKKELHARD EN MEEDOGENLOOS

Volkomen terecht verlaten een aantal mensen de Prins Willem Alexanderzaal van het Haagse Congresgebouw als de Australische rock'n'roll band AC/DC op maandag achttien oktober de haast uitsluitend voor Blackmore gekomen bezoekers probeert op te warmen met ellenlange, oninteressante nummers. De 17-jarige gitarist in korte broek rent als een idioot over het podium en wordt op de rug van de zanger door de niet geheel volle zaal gedragen. Het blijft maar een paar minuten interessant. Helaas speelt de band veel te luid om er bij in slaap te kunnen vallen. Rainbow maakt het publiek flink agressief door te laat te beginnen. Judy Garland's "Somewhere Over The Rainbow" schalt vanaf een bandje uit de luidsprekers.

In het duister komen vijf mensen het toneel op en dan breekt de hel los. Ronnie James Dio, Jimmy Bain, Cozy "The Hammer" Powell en toetsenfreak Tony Carey plus Mister Blackmore himself openen bikkelhard en meedogenloos met een nieuw nummer: "Kill The King". Het bluesstuk "Mistreated" (beter dan Deep Purple het ooit bracht) en het mooie "Catch The Rainbow" vallen op door uiterst gaaf solowerk van de loltrappende Blackmore en door de uitstekende vocalen van Ronnie Dio en van de uit Harlot afkomstige bassist Jimmy Bain. Rainbow's crew heeft twaalf uur nodig gehad om de gigantische installatie op te bouwen. Een knap staaltje van moderne techniek is de buhne-overspannende, elektronische regenboog die met de levensgrote decorstukken van de twee Rainbow-albums een mooi geheel vormt. Aan het eind van de drumsolo (valt wat tegen door het gebruik van alweer een tape) ontploft er een zware magnesiumbom.

Gitaarverkrachter Ritchie Blackmore steelt de show. Hij heeft nog wat goed te maken na het beruchte Deep Purple optreden begin 1973 in de Amsterdamse Oude Rai. Zijn solo's zijn feilloos, razendsnel, soms veel te hard en even later weer heerlijk gevoelig. Als vanouds slaat hij de gitaar aan stukken in de toegift (!) "Do You Close Your Eyes" en begiet het publiek op de eerste rij met spuitwater. De fans trekken hem bijna van het podium als hij na afloop handen geeft. Maar Ritchie Blackmore is tot nog veel meer in staat. Ronnie Dio, die Roger Glover's single "Love Is All" tot een hit zong, vertelde later: "Ritchie zou best een Jeff Beck album kunnen maken, twee keer zo goed als "Blow To Blow". Ik zal hem daar echter niet toe aanzetten!" Rainbow gaat een rooskleurige toekomst tegemoet. Al worden ze nooit zo groot als Deep Purple, want de tijden zijn veranderd. Eén vraag blijft echter in mijn achterhoofd rondspoken. Wanneer komt Ritchie Blackmore nu eindelijk eens met zijn meesterwerk op de proppen?

bron: Bart Hekkelman, Get It, December 1976







cument.captureEvents(Event.MOUSEDOWN); } document.onmousedown=click; // -->